Een stervende man denkt terug aan zijn leven: zijn jeugd tijdens de Tweede Wereldoorlog, zijn toenemende zelfstandigheid tijdens zijn adolescentie, en later een pijnlijke scheiding in zijn familie.

Ishaan Awasthi is een achtjarige jongen, die meer geïnteresseerd is in zijn omgeving, dan in school. Hierdoor wordt hij naar kostschool gestuurd. Ook hier haalt hij slechte cijfers.

In de zomer van 1976 raakt Patrick Desmouceaux bevriend met de nieuwe student Julien Leclou. Patricks moeder is overleden, en zijn vader verlamd, maar Patrick ontvangt toch veel liefde van de moeder van een klasgenoot.

Nadat Bobby de begrafenis van een jeugdvriend heeft bijgewoond bezoekt hij het huis waar hij als kind gewoond heeft. Hij wordt overspoeld met herinneringen aan deze tijd, waarin hij en zijn alleenstaande moeder een mysterieuze nieuwe huurder kregen, met wie hij bevriend raakte.

Emil drijft met zijn kattekwaad zijn ouders tot wanhoop, en zit menig uurtje in de schuur als straf om houtenfiguurtjes te snijden.

De elfjarige Jack heeft twee broers en woont bij zijn ouders. Op jonge leeftijd lijkt alles hem toe te lachen. Zijn moeder is lieflijk en vergevingsgezind en zijn vader probeert hem klaar te stomen voor de harde wereld. Dat de wereld inderdaad geen prettige plaats is, leert Jack als hij in aanraking komt met ziekte, lijden en de dood. Als volwassen man wordt Jack een verdwaalde ziel in een moderne wereld die op bijzondere wijze zijn weg probeert te vinden.

Na een afwezigheid van bijna twintig jaar keert Dito, inmiddels een succesvol schrijver in L.A., terug naar Queens, een arbeiderswijk in New York waar hij opgroeide, om nog eenmaal zijn ernstig zieke vader te zien. Daar wordt hij geconfronteerd met de mensen die hij achterliet.

Vier vrienden ontmoeten elkaar in de bossen voor hun jaarlijkse jachtpartij. Wanneer een vreemdeling gedesoriënteerd hun kamp binnen strompelt raken de vrienden in strijd met een legerkolonel en een wezen dat van één van hen bezit heeft genomen.