In de nacht dat Ronja, dochter van roverhoofdman Mattis, wordt geboren, klieft een hevige bliksem de burcht van Mattis in tweeën. Roverhoofdman Bork, de aartsvijand van Mattis, wordt diezelfde nacht vader van een zoon, Birk, en betrekt heimelijk de andere helft van de burcht.

In de perfecte animatie-wereld heerst een tovenares-koningin totdat haar stiefzoon een vrouw gevonden zal hebben. Wanneer hij bij toeval in het bos een naïef meisje ontmoet, vraagt hij haar meteen ten huwelijk. Door toedoen van haar aanstaande schoonmoeder belandt zij echter in het hedendaagse New York, waar zij zich uiteraard geen raad weet. Maar dan ontmoet ze een aantrekkelijke jonge vader en haar wereld verandert ingrijpend. Haar droomprins is haar echter gevolgd, evenals een dienaar van de boosaardige koningin, die haar plannen in het honderd gooit. Dan besluit zij maar zelf een eind aan de voorgenomen idylle tussen haar stiefzoon en het bosmeisje te maken.

Het hele dorp en de omgeving worden geplaagd door de hebzucht van de plaatselijke molenaar en de kasteelschrijver. Hij houdt van de mooie Fanka, die in de molen werkt. Maar eerst moet de schrijver zich ontdoen van Fančins geliefde Cuba. En dus besluit hij hem de oorlog in te sturen. En omdat ze samen met de molenaar een kist vol goud willen hebben, nemen ze het huisje en de akker van Kuba's moeder in beslag en verdrijven haar het dorp uit. Als Kuba beseft dat hij alles verloren heeft, wil hij niet meer leven. Uiteindelijk accepteert hij echter het aanbod van een jonge jager en stelt hij hem in dienst. Zo gaat Cuba regelrecht naar de hel, waar hij het hele jaar ijverig onder de ketel doorbrengt. Na enige tijd ontdekt hij dat de schrijver en de molenaar in de ketels worden 'gebakken'. Ze hebben echter geen idee dat ze elke nacht om middernacht in de molen rondspoken. Cuba zal onmiddellijk na zijn terugkeer naar de aarde een einde maken aan hun wandaden...