Een weduwe heeft als alleenstaande ouder de taak om voor haar moeilijk opvoedbare, gewelddadige zoon te zorgen. Ze vindt daarbij steun wanneer een mysterieuze buurvrouw zich in het huishouden van de twee begint te nestelen.
Voor Jack is de kamer zijn wereld: de plek waar hij geboren is, waar hij en zijn moeder eten en slapen, spelen en leren. Maar terwijl dit voor Jack als thuis voelt, ervaart zijn moeder het als een gevangenis.
Een werkloze man vertrekt met zijn vriendin en haar kind naar zijn ouders om zijn vijftien jaar eerder overleden broer te herdenken. Daar treft hij ook zijn zus en haar gezin.
Los Angeles, 1928. Op een dag verdwijnt Walter, het zoontje van Christine Collins. Ze schakelt de politie in die haar pas laat serieus neemt.
Hubert Minel haat zijn moeder. Zestien jaar lang zag hij met verachting alleen maar de smerige truien die ze droeg en de broodkruimels in haar mondhoeken, wanneer ze luidruchtig at. Naast deze dingen ziet hij ook nog iets positiefs in haar. Verward door hun relatie met liefde en haat, maakt Hubert een paar puberale dingen mee.
Helen Wright, een neurotisch 'society woman', valt op de eerzuchtige jonge violist Paul Boray, die zich van zijn muziek niet kan onthouden. Ze wordt hem de baas en wil van hem een groot succes maken, maar ze kan niet uitstaan dat zij nog steeds de tweede belangrijkste persoon ('tweede viool?') is in zijn leven.
Professor Henry Higgins ontmoet het mooie bloemenmeisje Eliza Doolittle in Covent Garden. Hij besluit van haar een elegante dame te maken. Eindeloos oefenen ze op spraak en taal. Helaas is de professor nogal arrogant en realiseert hij zich vaak niet dat hij met een mens van vlees en bloed te maken heeft.
Een Koreaans-Amerikaanse man zorgt voor zijn zieke moeder en probeert haar traditionele Koreaanse gerechten onder de knie te krijgen.