Dobbs en Curtin ontmoeten elkaar in Mexico, en gaan werken voor de aannemer MacClane. Wanneer ze klaar zijn gaan ze naar MacClane om hun loon te krijgen. Hij geeft hen een paar dollars, en zegt naar de bank te zullen gaan voor de rest.

Het is 1896. De avonturier Jeff Webster ziet de ontwikkeling van de goudkoorts bij Klondike en hij denkt veel geld te verdienen door vee van Wyoming naar dit gebied te drijven. Onderweg krijgt hij in Skagway problemen met de corrupte sheriff Gannon en hij raakt al zijn vee kwijt.

Matt Calder, een ruwe bolster met een wild verleden, wil een toekomst opbouwen en start een nieuw leven als boer. Alles gaat goed tot ze een dubieus stel ontmoeten, de gokker Harry Weston en de mooie saloonsinger Kay. Bedrogen en beroofd door Weston, besluit Matt de achtervolging in te zetten en wraak te nemen. Onbewapend en als vervoermiddel een vlot waarmee ze de rivier afzakken, maken Matt, Mark en Kay, verlaten door Weston, jacht op de bedrieger.

Sam en George hebben veel goud gevonden in Alaska. George stuurt Sam naar Seattle om zijn verloofde terug te brengen naar hem in Alaska. Maar zij blijkt al getrouwd te zijn en dus keert Sam terug met Angel, die als troost dient voor George. Maar onderweg naar Alaska bloeit er iets op en eenmaal bij George aangekomen, gaat er van alles mis.

Een bende bandieten berooft een bank in een goudzoekersstadje. Ze beseffen al snel dat ze zijn bedrogen terwijl de sheriff de achtervolging inzet.

Roy Rogers, de grenscontroleur, ontdekt dat er zilver uit de mijnen gesmokkeld wordt. Behalve de schurken aan te pakken kan hij ook een aardig deuntje op gitaar spelen en raakt gecharmeerd van een schrijfster.