Een Joodse familie woont in de Bronx in New York in de jaren 30. Een van de familieleden besluit naar Hollywood te gaan in de hoop een baan te vinden in de filmindustrie. Wanneer hij verliefd wordt laat hij zich meeslepen in de zogenaamde café society, de levendige kunstenaarsscene.

Rosie Nell, een vrouw uit beruchte danszalen in het vroege wetteloze Californië, wordt ten onrechte beschuldigd van de moord op een van haar collega-entertainers. Omdat haar dochter, die niets weet van de positie van haar moeder in het leven, de volgende dag terugkeert van haar school in het oosten, krijgt Rosie drie dagen uitstel om samen met haar dochter door te brengen in een nabijgelegen hut. De drie dagen beginnen vrolijk genoeg, dankzij de serenades van de heldhaftige bandiet Alvarez en de poëzie van de romantische Randolph. Maar Bagley, de manager van de danszaal, heeft de dochter gezien en is vastbesloten haar de zijne te maken.

Antonio De Teffè speelt Shango, een officier van de Noordelijken die gevangen is genomen door de Zuidelijken tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Ze komen in een stadje waar een Mexicaanse bende het voor het zeggen heeft. Wanneer Shango ontsnapt probeert hij de vrede te bewaren tussen beide groepen, hetgeen mislukt door de krankzinnige commandant van de Zuidelijken.

In de late jaren 1920-30 redt de uitgetreden priester Van Horne, Emmet uit de handen van Centraal-Amerikaanse opstandelingen. Wat later worden ze aangehouden door rebellenleider Col. Santilla die hen, samen met derde man Jennings dwingt tot een zelfmoordactie: het dorp Mojada ontlasten van de feodale grootgrondbezitter De La Plata.

Een jonge, onschuldige man uit Boston komt naar het Wilde Westen om de erfenis van zijn vader te erven. Pas daar komt hij erachter dat zijn vader een bandiet en een gedurfde rokkenjager was. Aanvankelijk weerstaat hij de druk van de leiderloze bende, maar dan begint hij te genieten van zijn nieuwe taak.