Een uitgemergelde kanarie, zingend als Frank Sinatra, werkt op de zenuwen van een pijppuffende papegaai, die spreekt als Bing Crosby. De papegaai ziet Sylvester, die door het afval aan het foerageren is. Hij vertelt de kat dat hij meer vitamines nodig heeft (die de kanarie in grote hoeveelheden heeft ingeslikt) en lokt de kat naar binnen om de kanarie te strikken. De eenvoudige aanpak mislukt (de kanarie geeft hem een ​​klap tegen zijn neus). Hij snijdt een vrouwelijke kanarie uit zeep en lokt Frankie daarheen; de vogels glijden door een ingevette aanrecht, de gootsteen in en door de afvoer, maar alleen de zeepvogel gaat door de pijp en door Sylvester's keel. Een spoor vogelzaad de garage in lijkt te werken, maar Frankie trekt Sylvester's mond open. Sylvester voegt de vitamines toe met hagel; zoals alle cartoonmagneten trekt hij al het metaal aan dat in zicht is, behalve zijn prooi.

Een bovennatuurlijk kort monsterverhaal, te midden van de rotspartijen en de stoffige spinifex van de Australische outback, documenteert de ondergang van één man en zijn aartsvijand, de afschuwelijke aapmens uit de inheemse folklore, The Yowie.