Brooklyn, New York, 22 augustus 1972. Net voor de middagsluiting overvallen Sonny en Sal een bank. Langer dan tien minuten mocht de overval niet duren, maar er zit niet genoeg geld in de kluis en de politie staat sneller voor de deur dan voorzien zodat de gangsters met hun gijzelaars ingesloten zitten.
Johnny Clay heeft een plan. Na 5 jaar in de gevangenis op Alcatraz te hebben doorgebracht besluit hij dat als hij dan toch misdaden pleegt, hij er maar beter voor kan zorgen dat de opbrengst ervan het risico op een straf waard is.
Sam Spade is samen met zijn partner Miles Archer eigenaar van een detectivebureau. Op een dag wordt Archer doodgeschoten terwijl hij iemand aan het schaduwen is. Vanaf dat moment wordt Spade in de gaten gehouden door de politie.
Privedetective Philip Marlowe wordt gehuurd door een rijke familie. Voor de complexe zaak voorbij is, heeft hij moord, afpersing en iets wat liefde zou kunnen zijn gezien.
Big Louis Costillo wordt vermoord, en zijn voormalig bodyguard Tony Camonte wordt opgepakt. Aangezien Costillo's lichaam nooit wordt gevonden wordt hij weer vrijgelaten, al verdenken ze Johnny Lovo ervan dat hij Tony betaald heeft om Big Louis uit de weg te ruimen. Tony begint de macht over de stad in handen te nemen, en wordt een grote bedreiging voor Johnny en de andere bazen. Ondertussen kost het Tony's zus grote moeite om onder de overbeschermende greep van haar broer uit te komen.
Michael O'Hara monstert, tegen beter weten in, aan als bootsman op het jacht van Arthur Bannister, dat richting San Fransisco vaart. Onderweg pikken ze Grisby op, Bannister's zakencompagnon.
Rechercheur Keith Frazier en zijn partner worden geconfronteerd met een overval op een bank, waarbij een grootschalige gijzelingssituatie ontstaat. Frazier moet het opnemen tegen de intelligente crimineel Dalton Russell, die de perfecte bankroof heeft bedacht.
Arvid, een bankbediende, wordt door zijn vriendin gedumpt omdat hij te saai is. In de hoop wat opwinding in zijn leven te brengen, helpt Arvid een overval op de bank te stoppen. De vrouw van de toekomstige bankrover spoort Arvid op en vertelt hem dat haar man de bank alleen beroofde om medische behandelingen te kunnen betalen, zodat ze een kind konden krijgen. De titel verwijst naar een axioma dat Arvids broer tegen hem zegt: 'In China eten ze honden'; waardoor hij beseft dat er niet zoiets bestaat als moreel absolutisme, en dat of iets goed of fout is, afhangt van de situatie. Door zijn onthulling krijgt hij sympathie voor de bankrover. In de veronderstelling dat hij het stel kan helpen en in één keer kan bewijzen dat hij een gevaarlijke bandiet is, beraamt Arvid een overval op zijn eigen bank met de hulp van zijn broer Harald en enkele andere wannabe-criminelen.
Tijdens de crisis in de jaren '30 van de vorige eeuw, wil de raad van bestuur van de Thomas Dickson's bank dat Dickson fuseert met de New York Trust en zelf aftreedt. Dickson weigert dat. Op een nacht wordt de Dickson's bank beroofd van $100.000. De verdachte, Matt Brown, is een ex-gevangene die Dickson had aangesteld als hoofdkasbediende. Brown weigert te vertellen waar hij die nacht was, en dat terwijl hij toch twee getuigen heeft die zijn alibi kunnen bevestigen, namelijk Mrs. Dickson en zijn collega Cyril Cluett.
Bankrover Doc McCoy is het gevangenisleven spuugzat en besluit met Sheriff Beynon in zee te gaan door nog een bank te beroven in ruil voor zijn vrijheid. Maar de bankroof loopt niet helemaal zoals bedoeld en ook zijn mede-bankrover blijkt niet te vertrouwen.
Omdat het werk van privédetective Marlowe niet veel oplevert probeert hij zijn onderzoek in de vorm van een detectiveverhaal te slijten aan een uitgeefster van pulpboekjes. Ze wil hem nu inhuren om de vrouw van de baas te vinden, die een telegram vanuit Mexico leek te sturen maar daar nooit geweest was.