Nadat Fred, een wees opgevoed door zijn rijke oom Oliver, ondanks de bezwaren van zijn oom met Clara trouwt, raken de twee mannen vervreemd. Als Paul en het kind van Fred en Clara zes jaar oud zijn, staat Fred erop dat zijn oom hen met Kerstmis bezoekt. Oom Oliver, een heel eenzame oude man, accepteert met tegenzin, maar weigert zich minnelijk te gedragen tegenover Clara of Paul.

David Aldrich streeft ernaar auteur te worden. De uitgevers wijzen de meeste van zijn manuscripten af ​​omdat ze geen realisme lijken te hebben. David worstelt echter door, vastbesloten om te slagen en gelukkig gehouden door zijn liefde voor Helen Chambers en door zijn boezemvriend Morton, een jonge predikant die onder de mensen aan de East Side werkt.

Terwijl de ondergang hem in het gezicht staart, pleegt Manning, van Manning and Company, een diefstal die de crash afwendt. De schurk slaagt er op slimme wijze in om de schuld op Reynolds, een oude en trouwe werknemer, te schuiven. Reynolds krijgt een gevangenisstraf van drie jaar. Beatrice, de dochter van Mannings slachtoffer, gelooft in de onschuld van haar vader. Beatrice geloofd dat Manning de echte dief is en zweert wraak te nemen op de schurk.