Januari 1942, in het door de nazi’s bezette Polen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Duizenden Joden zitten al meer dan een jaar opgesloten in het getto van Warschau. Buiten gaat het leven door; binnen worstelen ze om nog een dag te overleven. Toch slaagt een groep Joodse acteurs er op een koude winternacht in om een levendige muzikale komedie op te voeren.
De film speelt zich af tussen 1900 en 1945. Centraal staan de Pruisische familie von Krauss die in de streek van Puck woont en ook de liefde tussen de Kasjoebische jongen Mateusz en de Duitse aristocrate Marita. Het plot schetst het gecompliceerde lot van drie naties die het voormalige Pools-Duitse grensgebied in het noorden van Kasjoebië bewonen, waar de grenslijn in Versailles na de Eerste Wereldoorlog niet alleen het land verdeelde, maar ook de bevolking van Duitsers, Kasjoebiërs en Polen, wat tot rellen en vaak haat leidde. Het verhaal doorloopt vier decennia en toont de complexe houdingen en keuzes die de mensen hier moeten maken.
Deze film vertelt het verhaal van luitenant Stefan Wyszynski (Ksawery Szlenkier) - de toekomstige primaat van Polen, onbekend bij een breder publiek. Het is 1944, in het heetst van de oorlog ontmoeten we een jonge priester Wyszynski, die onlangs is benoemd tot kapelaan van de gemeente in het Kampinos-woud. Het is ook actief in het opstandelingenziekenhuis. Iedereen kent hem daar onder het pseudoniem 'Radwan III'. De realiteit van de oorlog is voor Fr. Wyszynski, een karaktersmid, een strijd voor hoop en liefde, vooral tegen vijanden. Hoe moeten we vergeven in de dagelijkse oorlogvoering? Vraagt de held, zich wendend tot de Bron van zijn roeping.