De inwoners van Judea moeten in hun geboorteplaats deelnemen aan een volkstelling. Jozef, een schrijnwerker, en zijn zwangere vrouw Maria trekken naar Bethlehem. Er is veel volk op de been en ze vinden geen logies, tenzij in een stal. Tijdens hun verblijf in de stal schenkt Maria het leven aan een baby. Koning Herodes herinnert zich de voorspelling over de Messias, de langverwachte Heiland. Herodes is bevreesd voor diens komst en beveelt aan zijn soldaten alle mannelijke kinderen jonger dan twee jaar om te brengen. Jozef hoort in zijn slaap een stem die hem aanspoort om met zijn gezin naar Egypte te vluchten. Vanaf dan volgen we het leven van Jezus tot aan de kruisiging en zijn wederopstanding.

Jeremia verlaat zowel zijn familie als Judith, de vrouw van wie hij houdt, om de boodschap van God in Jeruzalem te verkondigen. Hij waarschuwt de mensen dat de Heilige Stad door de Babyloniërs zal worden vernietigd. De wrede koning Jojakim ziet Jeremia als verrader en laat hem vervolgen. Jeremia vlucht, maar wordt toch gevangen genomen. Judith wordt voor zijn ogen doodgestoken. Als blijkt dat de Egyptenaren de koning niet te hulp zullen komen, wordt Jeremia vrijgelaten en vraagt de koning hem om advies. Safan, de generaal van de koning, ziet kans Jeremia in een verlaten regenput te gooien.

In 1000 v. Chr. regeren de Filistijnen over het Joodse volk in het Midden-Oosten. De Joodse rebel Samson wordt verliefd op de Filistijnse Semadar, maar haar zus Delilah is verliefd op Samson. Als de bruiloft uitloopt op een gevecht, wordt Semadar vermoord.

Judah Ben-Hur is een Joodse prins die valselijk beschuldigd wordt door zijn geadopteerde broer Messala. Hij verliest alles en moet jaren verblijven op een Romeins slavenschip. Vervolgens gaat hij de strijd aan tegen het Rijk, en de man die hem verraden heeft, in een grote strijdwagenrace.