Kinta leeft na W.O.II in zware armoede en probeert hier uit te komen door zich aan te sluiten bij een lokale yakuza-bende. Zijn geldzucht brengt hem diep in de wereld van drugs, hoeren en oplichting.

Masaru en Shinji zijn niet bepaald de modelleerlingen die er alles aan doen om te slagen in de Japanse prestatiemaatschappij. Als ze al op school zijn, besteden ze hun tijd vooral aan het afpersen van medescholieren of aan verstoring van de lessen. Vaker zitten ze echter in het café en voeren gesprekken. Wanneer de stoerste van de twee, Masaru, op een dag in elkaar wordt geslagen, besluit hij zich te bekwamen in de bokssport. Shinji volgt zijn vriend gedwee en blijkt al snel over het noodzakelijke talent te beschikken. Hij kan een professioneel bokser en mogelijk zelfs een kampioen worden. In een door Masaru uitgelokt sparringpartijtje slaat Shinji zijn vriend K.O. De ambitieuze Masaru besluit te stoppen met boksen en maakt een snelle carrière bij de lokale Yakuza.

Een futloze pompbediende raakt betrokken bij een gevecht met een klant en komt zo terecht in de onderwereld. Een vroegere vriend probeert hem te helpen, maar als dat niet mag baten, moeten ze een eigen methode zoeken om het vege lijf te redden.

In een stadsdeel van Los Angeles, genaamd 'Little Tokyo', zwaait de keiharde Yakuza baas, Funekei Yoshida de scepter. Hij is meedogenloos voor mensen zijn die niet naar hem willen luisteren. Zijn wil is wet. De undercover politiemannen Chris Kenner en Johnny Murata willen een einde maken aan Funekei's schrikbewind. Beide zijn gespecialiseerd in de oosterse vechtkunst, de Japanse taal en gewoontes. Toch blijft het een levensgevaarlijke klus die ze moeten klaren.