Als jonge missionaris vertrok Richard Wilhelm in 1899 naar China, dat toen werd uitgebuit door de koloniale machten. Hij maakte er de opstanden tegen buitenlanders, het einde van de keizerlijke dynastieën en de Eerste Wereldoorlog mee. In deze tijden van turbulente omwentelingen was hij onvermoeibaar op zoek naar de diepste waarheid die mensen helpt om te gaan met veranderingen en hun eigen leven vorm te kunnen geven. Richard Wilhelm doopte niet alleen Chinees, maar realiseerde een van de grootste vertaaldiensten van de 20e eeuw: Confucius, LAOTSE, de belangrijkste teksten van het taoïsme en vooral de I CHING THE BOOK OF CHANGES. Het boek diende ook veel lezers in het Westen als inspiratiebron. Wilhelm is nog steeds een van de belangrijkste bemiddelaars van de Chinese cultuur in Europa.

In de 19e eeuw behield China het monopolie op thee, die in het Westen geliefd en modieus was, en het Britse rijk ruilde klaprozen, geproduceerd in de Indiase koloniën en omgezet in opium, in voor Chinese thee. Overspoeld met drugs werd China gedwongen zijn markt open te stellen, en de Britten consolideerden hun commerciële dominantie. In 1839 voerde het Middenrijk een verbod in. De Opiumoorlog werd uitgeroepen... Groot-Brittannië kwam als winnaar uit de bus, maar er werd gehoor gegeven aan de waarschuwing: het land kon niet langer afhankelijk zijn van Chinese thee. Het enige mogelijke alternatief was het produceren van hun eigen thee. De Oost-Indische Compagnie vertrouwde daarom één man de zoektocht naar de geheimen van de kostbare drank toe. Hun missie was om de eerste plantages in de Indiase koloniën van Groot-Brittannië te ontwikkelen.